De resultaten van het onderzoek van Pro Velo laten zien hoe goed kinderen zich voelen als ze fietsen en hoe trots ze zijn als ze alleen op pad gaan.

Op weg naar huis fietst 31,6% van de leerlingen uit het vijfde en zesde leerjaar helemaal alleen. Slechts 18% van de leerlingen fietst ’s ochtends alleen naar school. Als de leerlingen terug naar huis fietsen, ervaren ze minder tijdsdruk om op op tijd te zijn, waardoor ze een ‘minder directe’ route kunnen nemen die vaak veiliger en rustiger is.

Maar wanneer kan je kind alleen met de fiets op pad in het verkeer? Het is moeilijk om hier een duidelijk antwoord op te geven, omdat de zelfstandigheid van je kind afhangt van een aantal criteria.

• Als hij de fiets perfect onder de knie heeft: zijn evenwicht beheerst, een baan aanhoudt, bochten beheerst, eerst de ene arm kan loslaten en dan de andere, achter zich kan kijken en weet hoe hij moet remmen.
• Als hij al gewend is om met jou (of met een fietsbus) in het verkeer te fietsen.
• Als hij weet welke route hij moet nemen: een rustige route, zonder al te veel verkeer, die je al een paar keer met hem hebt genomen, waarbij je duidelijk hebt aangegeven wat hij wel en niet mag doen (en waarom).
• Of als hij weet wat hij moet doen als hij een probleem heeft (hij een telefoon bij zich heeft of weet wie hij om hulp kan vragen, zoals een winkelier onderweg bijvoorbeeld).
• Of hij de voorrangsregels en verkeersborden kent en zijn bedoelingen aan andere weggebruikers kan overbrengen.
• Of hij goed is uitgerust en zichtbaar is: fluohesje, verplichte wettelijke uitrusting (fietsverlichting), helm, enz.

Kortom, vanaf 10 of 11 jaar hebben kinderen de motorische en cognitieve vaardigheden verworven (concentratievermogen, visueel-ruimtelijke waarneming, enz.) waarmee ze bijvoorbeeld hun fiets onder controle kunnen houden en op de snelheid van andere voertuigen kunnen anticiperen en inschatten. Al deze vaardigheden moeten gecombineerd worden om zelfstandig te kunnen fietsen.

Lees de brochure “Kinderen op de fiets” van Vias